Stel je eens voor: het marineschip dat je als scheepswerf hebt gebouwd is helemaal af, alleen de wapens moeten er nog op. Dan krijg je ineens van hogerhand opdracht om het gloednieuwe vaartuig op te blazen. Het overkwam De Schelde in de meidagen van 1940. De torpedobootjager Hr.Ms. Philips van Almonde uit de Gerard Callenburgh-klasse stond al op de helling, toen de Duitsers ons land binnenvielen. De ketels, turbines, tandwielkasten en een fors deel van de hulpwerktuigen waren al aan boord geplaatst. Maar om te verijdelen dat het schip door de bezetter in beslag werd genomen, is het op 17 mei 1940 door een Britse demolition ploeg met explosieven opgeblazen. Van een hypermoderne aanwinst voor de vloot restte niet meer dan een berg schroot.
Het is een bijzonder verhaal over een schip dat misschien nog wel gered had kunnen worden, vertelt Ron van Maanen van het Zeeuws Archief, kenner van het Schelde-archief dat daar wordt bewaard. “Haar eveneens bij De Schelde gebouwde zusterschip Hr.Ms. Isaac Sweers was namelijk slechts een paar dagen eerder, op 14 mei, naar Engeland gesleept en is behouden gebleven. Misschien hadden ze moeten proberen om de Philips van Almonde ook naar Engeland te laten ontsnappen in plaats van het schip de lucht in te laten vliegen.” De overige twee schepen van de Callenburgh-klasse Hr.Ms. Gerard Callenburgh en Hr.Ms. Tjerk Hiddes – beide niet bij De Schelde gebouwd – zijn door de Duitsers in beslag genomen.
Er is niet heel veel bekend over de bouw van de Philips van Almonde, zegt Ron. Dat komt omdat het archief van de afdeling scheepsnieuwbouw van De Schelde in de oorlog is verloren gegaan. Ron weet wel dat de introductie van de Callenburgh-klasse destijds paste in een ontwikkeling naar het ontwerpen van steeds grotere, snellere en beter bewapende torpedobootjagers, als antwoord op de dreiging van de Marine van Japan, die in die tijd enorm grote en qua bewapening zeer vervaarlijke torpedobootjagers in de vaart had.
De voorlopers van de Callenburgh-klasse waren achtereenvolgens de Wolfklasse en de Admiralenklasse, beide van Engels ontwerp. De acht schepen van de Wolfklasse werden bijna allemaal tussen 1910 en 1913 gebouwd door De Schelde terwijl van de acht jagers van de Admiralenklasse (1928-1931) er één van de Vlissingse werf kwam. “Elke klasse werd steeds weer wat zwaarder”, vertelt Ron. “Zo behaalden de schepen van de Wolfklasse een maximumsnelheid van 20 knopen en waren ze ruim zeventig meter lang, terwijl de Callenburgh-klasse al op 37,5 knopen zat en deze schepen ruim 106 meter lang waren. Maar ook de bewapening werd bij iedere nieuwe klasse zwaarder en geavanceerder.”
Toen Hr.Ms. Philips van Almonde werd opgeblazen, lag het oorlogsschip al op de helling, bijna gereed om van stapel te lopen, weet Ron. De kiel van het schip was gelegd op 2 maart 1939. “Achteraf natuurlijk eeuwig zonde dat het welbewust is vernietigd, maar een andere optie was er kennelijk niet. Er is weinig bekend over het opblazen van het schip, we weten alleen dat een team van Britse specialisten de operatie heeft uitgevoerd. Maar in ieder geval is er toen een hypermoderne torpedobootjager verloren gegaan. De nog bruikbare materialen die overbleven werden door de Duitsers tot oorlogsbuit verklaard en zijn opgeslagen in een loods aan de Binnenhaven, het zogenaamde Beutelager”, aldus Ron.
“Die materialen zijn voor een groot deel gebruikt voor de bouw van Duitse vissersschepen, nooit voltooide jagers et cetera. Het schroot van het verwoeste schip hebben de Duitsers op een schip geladen en afgevoerd.” Volgens Ron is er na het opblazen een verschil van mening geweest tussen De Schelde en de Staat. “De Schelde claimde namelijk dat de Nederlandse Staat de werkzaamheden aan Hr.Ms. Philips van Almonde liet staken na het uitbreken van de oorlog; de Staat op zijn beurt ontkende dit en hield staande dat pas na de capitulatie opdracht was gegeven het werk stil te leggen. Wel een klein beetje muggenzifterij natuurlijk.”
“Ook beweerde de Staat dat de vernieling van het schip is gebeurd op last van een Britse officier en niet in opdracht van de Nederlandse Staat. In ieder geval is onduidelijk of de Koninklijke Marine uitdrukkelijk opdracht heeft gegeven voor de vernietiging. Overigens heeft De Schelde wel een schadevergoeding ontvangen van de Staat.” Het zusterschip van Hr.Ms. Philips van Almonde, Hr.Ms. Isaac Sweers, heeft haar opgeblazen zusje maar twee jaar overleefd. In 1942 is de Isaac Sweers gezonken in de Middellandse Zee. Ron: “De schepen van de Admiralenklasse zijn in de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië verloren gegaan, op Hr.Ms. Van Galen na. Die is in de meidagen van 1940 gezonken in De Merwehaven bij Rotterdam.”